Op 2 februari 1934 verscheen het winternummer van het groepsblad “Ons Spoorteken”. Al enkelen maanden liepen mensen met schrijf- en tekentalent rond met het idee een eigen groepsblad te maken; niet enkel voor de scouts en hun familie, maar ook als propagandamiddel voor de buitenwereld. Bovendien zou de verkoop van advertentieruimte nog enkele franken kunnen opbrengen.
Druk in eigen beheer
Het blaadje werd in eigen beheer gedrukt. Het drukproces was heel arbeidsintensief: de drukmachine was een houten bak met daarin een arduinen steen waarop blad na blad het papier moest worden gelegd. Daarna werd een scharnierend raam met daarin de zelfgemaakte wassen stencil over het papier neergelaten en werd een met inkt doordrenkte cilinder over de stencil gerold.
Volgens de eigen advertentie voor “Ons Spoorteken” verscheen het blad “met een gezamentlijke oplage van 2.000 exemplaren”. Naar de betekenis van dit “gezamentlijke” hebben we het raden… En of er effectief 2.000 exemplaren per editie werden gedrukt is weinig waarschijnlijk. De “abonnementsprijs” bedroeg in 1934: 4 fr. Voor scouten: 3 fr. Het is niet duidelijk of dit voor een jaarabonnement was, of per nummer.
De redactie
De vaste “schrijvers” in “Ons Spoorteken” waren Gustaaf Van de Merlen (Zwarte Merel), Albert Callens (Koetkoeroe) en Robert Orlent (“de sachems”). Vanaf 1937 schreef Lode Raemdonck (aalmoezenier) een geloof-gerelateerd stukje in de rubriek “Nagels met koppen”. In de rubriek “Patrouille leven” liet men de patrouilleleiders aan het woord: Grappige Kievit, Schuwe Meeuw, Zilvermeeuw, Snaaksche Kievit, Zingende Leeuwerik, Boschfazant, Werkzame Kievit, Jagende Valk, Trouwe Zwaluw. Wie de tekeningen maakte is niet bekend.
Albert Callens was de auteur van de geschiedkundige kroniek “Langswaar het haasje sprong”, waarin hij de zgn. “voorgeschiedenis” beschrijft: de jaren tussen 1928 en 1930. Aangezien Albert pas in 1929 bij de groep kwam, is het overgrote deel van zijn getuigeis gebaseerd op de verhalen van de gebroeders Van Bogaert en Van Clapdurp.
Propaganda
Het eerste nummer (februari 1934) begint met een artikel “De krekel komt uit zijn schelp”: “Sjirp… sjirp… sjirp ! Daar zit een krekel ergens onder de hooge brouwerijschouw achter de kerk…” Die krekel is de jonge scoutsgroep, die via het nieuwe scoutsblad hoopt meer bekendheid te krijgen in het dorp. “Hallo, hallo, hier ben ik. Hier, Ste Theresiagroep, 36e Ant. Zwijndrecht!… Excuseer dat wij zoo laat onzen schuilhoek verlaten. We moesten eerst nog vleugels krijgen om uit te vliegen. Het is gek te willen vliegen met slappe vleugels. Na drie jaar staan ze min of meer sterk; nu komen we even het terrein verkennen. Wat willen we daar nu eigenlijk gaan verrichten? Wel we gaan op zoek naar rechtzinnige menschen die ons een beetje willen begrijpen. In de vlucht naar ons ideaal stuiten wij zoo dikwijls op een dradennet van verkeerde gedachten over scouting. Men beschouwt ons als een soort wereldtrotters in het klein, als halve getikten die in de bosschen hun eten gaan koken, terwijl ze het thuis aan moeders tafel zo goed hebben, als gevaarlijke Boschjesmen, gewapend met stokken, waarmee ze alles plat en klein kunnen slaan; bullebakken, zoals iemand ons noemde. Dat dradennet wenschen wij weg te ruimen, want het belet onze vlucht.“
Het “Steun- en propagandanummer” dat in 1936 verscheen naar aanleiding van de propagandaweek tijdens de Vlaamse Kermis, was meer doelgericht en minder prozaïsch. In duidelijke taal werd de werking van het scoutisme uitgelegd, met de indeling in drie takken (de “wolfkens”, verkenners en voortrekkers) en hun “missie”.
Advertenties
Van de verkoop van advertentieruimte kwam in het begin niet veel in huis. Het zou duren tot juli 1937 voor er publiciteit verscheen in het groepsblad (het speciaal “Jamboree-nummer). Vanaf 1938 werden vaste “advertentie-stencils” gemaakt, die konden worden hergebruikt in meerdere edities.
De teksten en tekeningen werden gemaakt door de redactie. De woordkeuze en de tekeningen zijn eigen aan de tijdsgeest in het begin van de 20ste eeuw: grappig en overdreven, zonder de huidige taboes. Een voorbeeld: “Weest eindelijk toch een verstandig en drinkt de goede bieren zoals Export Zeeberg, trappistenbier van Westmalle,…” Of: “Hamer het U toch goed in het hoofd !” (met daarnaast het hoofd van een clown met een driehoekige spie in zijn hoofd en een hand met een hamer erboven).
De adverteerders even op een rij:
- Bouwmaterialen Waesland NV Zwijndrecht
- Koffie Orio, bij A. Van Landeghem, Statiestraat 24
- Brouwerij St Anna, Van Kemseke, Sint Annaboomstraat
- Brouwerij Orlent, Moortelstraat
- In ’t Moorken, Statiestraat 34
- Beenhouwerij J. Van Bogaert-Peirsman, Statiestraat 26
- Apotheek Fl. De Roover, Dorp Oost 91 Meubelen
- Désiré Piette, Statiestraat 45 Kindervoituren, enz
- Richard De Dycker-Van Damme, Dorp Oost 63
- Huis Flor. Van Proeyen-Paternoster, Dorp Oost 70
- Kruidenierswaren J. Van Raemdonck-Smet, Dorp Oost 66
- Biscuiterie Star, G. De Witte-Van Raemdonck, Lindenstraat 24
- Bieruitzetter Fl Verhelst-Janssens, Sint Annaboomstraat 54
- Bouwmaterialen G.R. Proost Gebroeders, Heidestraat 197
- Tandarts Albert Callens, Statiestraat 14
- Begrafenissen August Van Bogaert-Paternoster, Lindenstraat 68
- De Kampeerder, Schuttershofstraat 18, Antwerpen
- Meubelen J. De Dycker, Dorp Oost 63
- Patisserie Machutus, Van Rumst-De Bruyne, Dorp Oost 5
- Beenhouwerij Machutus Van De Vijver, Dorp Oost 42
- Kleding en uniformen G. Van Hove, Gemelenstraat 180, Schoten
- Mekanieke schrijnwerkerij Frans De Laet, Laarstraat 73
- Firma N. De Rop, Vrasenestraat 3, Beveren
- Apotheek J. Degelin, Markt 26 , Beveren
- Papierhandel Strybol, Vrasenestraat 6, Beveren
- Reizen Ultra Montes, Korte Nieuwstraat 46-48, Antwerpen
- Paardenbeenhouwerij Baeyens Arthur, Dorp West 40
- Brood- en pasteibakkerij G. Verhaegen-Bernaers, Dorp West 24
- Verf en behang Gust. Thomas-Puylaert, Statiestraat 22
- Reisbureel J. Van Royen-Boeye, Krijgsbaan 4, Bazel
- Bier, limonade en likeuren Alfons Verhelst-Van Esbroeck, Dorp West 31
- Cycles Boel, Groote Baan 9
- Huis H. Levastre, Vondelstraat 67, Brussel
Programmablad 1937
Eind 1937 werd een Dans-, Zang- en Toneelavond georganiseerd, met als hoofdstuk een “jodenklucht” in vier bedrijven: “Het kostbare leven” van Gerard Nielen. Ter gelegenheid hiervan werd een programmablad gedrukt.
Het programma zag er als volgt uit:
- Ridderballet door de Wolfjes
- Het Kostbare Leven – eerste bedrijf: speelt bij Kronau
- Russisch lied: “Avondklokken”
- Het Kostbare Leven – tweede bedrijf: speelt bij Schmoll en Kratzer
- Drietal Zwitscherse liederen door de 13° eenheid
- Het Kostbare Leven – derde bedrijf: speelt in de tuin bij Korners villa
- Schotsche dans, door de 13° eenheid
- Potpourri van Schotsche zangen
- Het Kostbare Leven – vierde bedrijf: speelt in een kamer van Stockel
De korte inhoud van het stuk kan niet verhullen dat er duchtig werd gelachen met de ingesteldheid van de “joodjes”. Dit moet uiteraard worden gezien in de tijdsgeest van eind jaren dertig: het opkomend fascisme werd onderschat en de gruwelen van de tweede wereldoorlog lagen in de toekomst.
In de jaargang 1938 verschenen voor het eerst moppen in “Het Spoorteken”. Deze moppen zijn vandaag absoluut “not done”, maar waren – alweer in de tijdsgeest van eind jaren dertig – in de ogen van de gewone mensen heel grappig en niet kwetsend. Een voorbeeld:
“Inspectie van de schrijfboeken”
Master: Sjaak, ’t is echt schande! Uw boek is vol kladden.
Sjaak: Ik ben onschuldig, master! In de klas zit ik naast een neger en die heeft vandaag uit zijn neus gebloed.