Het verhaal speelt zich af in de rechtszaal, waar het proces wordt gevoerd van de dader van de moord op de pastoor van Nijlen. Die werd met een bijl vermoord in de spreekkamer van de pastorij op 2 januari 1942.
Pastoor Petrus De Groof had net aan het begin van het jaar een preek gehouden over het vuur des doods, zonder te weten dat hijzelf als eerste aan de beurt zou zijn.
Een onbekende man kwam langs bij de pastoor om te zeggen dat hij snel naar de pastoor van Bouwel moest, omdat die iets had gekregen. Pastoor De Groof moest eerst de mis doen, maar daarna stond de man er opnieuw. Deze keer zei hij dat hij geld nodig had en trok daarbij een bijl en een mes, hij toonde ook een zakpistool. Er ontstond een handgemeen en de pastoor werd vijf keer met een bijl in zijn hoofd gehakt. Hij had geen schijn van kans om het te overleven. Met het mes werd ook nog de meid van de pastoor verwond.
De dader werd achtervolgd en kon wat verderop gevat worden in de Paddekoten. Jan Frans De Meyer was de man die de vluchtende moordenaar kon neerslaan met de kolf van zijn ongeladen geweer. Hij kreeg voor die heldendaad een zilveren medaille, al moest hij die later uit pure armoede verkopen
Een pastoor vermoorden, dat was zo ongeveer de allerzwaarste misdaad die iemand in die vrome tijden kon begaan. De dader, ene Hendrik De Backer, kwam er dan ook niet goedkoop vanaf. Al enkele maanden later werd de dader op de Grote markt van Lier publiekelijk onthoofd met de guillotine. Het was toen meer dan honderd jaar geleden dat er in Lier nog een terechtstelling uitgevoerd werd en het zou meteen ook de laatste zijn.
Het verhaal van de moord van Nijlen bleef ook lang daarna nog tot de verbeelding spreken. Het werd tussen de beide wereldoorlogen zeer veel opgevoerd in heel Vlaanderen, ook als wagenspel op markten. Tientallen straatzangers bezongen in geuren en kleuren het bloedige verhaal dat zich in Nijlen had afgespeeld, al dan niet aangedikt met wat extra liters bloed om het spektakel nog wat te verhogen.
Tijdens het “cabaret” in 1942 werd het toneel- en zangstuk voor de eerste keer opgevoerd door de scouts. Tijdens de oorlog waren samenkomsten, feesten en toneelopvoeringen verboden. Maar onder het mom van “oudercontacten” konden de scouts toch enkele activiteiten organiseren.
Er werd zelfs publiciteit gevoerd tijdens een reclame-optocht door het dorp. Het was een ludieke optocht met enkele scouts in het uniform van oude-gardeofficieren. Er was geen benzine, dus werd de auto getrokken door een ezel.
De muzikale begeleiding werd verzorgd door Staf Van Wolvelaer aan de piano. Het stuk werd praktisch elk jaar opgevoerd tot het begin van de jaren vijftig. Toen geraakte het in de vergetelheid… Hierna de tekst: